In ons bericht van 9 april 2020 schreven we over de verschillende gevolgen voor de opzeggingstermijn – bij een opzegging gegeven door de werkgever – bij een schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens gebrek aan werk of wegens overmacht.
In het eerste geval (gebrek aan werk) hield de opzeggingstermijn op te lopen, in het tweede geval (overmacht) niet.
De wetgever heeft ondertussen ingegrepen om dit verschil (deels) weg te werken. In het Belgisch Staatsblad van 22 juni 2020 verscheen de wet van 15 juni 2020 “tot opschorting van de opzeggingstermijn gegeven voor of tijdens de periode van tijdelijke schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst omwille van overmacht ingevolge de COVID-19-crisis”.
Zoals uit de titel van de wet blijkt betreft het geen algemene gelijkschakeling van de gevolgen voor de twee schorsingsgronden, maar enkel voor overmacht ingevolge COVID.
Er wordt dan nog een uitzondering gemaakt voor opzeggingstermijnen die reeds lopend waren voor 1 maart 2020. Die opzeggingstermijnen blijven doorlopen, ook indien ze momenteel geschorst zijn wegens overmacht ingevolge COVID.
De wet treedt in werking op 22 juni 2020.
Concreet houdt dit in dat bij opzegging door de werkgever de opzeggingstermijnen voor werknemers wiens arbeidsovereenkomst na 1 maart 2020 werd geschorst wegens overmacht ingevolge COVID-19 op 22 juni ophouden te lopen. Het resterend gedeelte van de opzeggingstermijn zullen de werknemers dus moeten presteren op het ogenblik dat de overmacht ophoudt en zij terug aan het werk gaan.
Voor werknemers van wie de opzeggingstermijn inmiddels is afgelopen of wiens opzeggingstermijn reeds liep voor 1 maart 2020 verandert er niets.
Voor meer inlichten en informatie rond dit onderwerp, kan u contact opnemen met mr. Bram Nelis.