Het Hof van Cassatie oordeelde recent dat de rechtsgeldigheid van een pakketreisovereenkomst niet wordt aangetast wanneer een reisorganisator niet voldaan heeft aan de wettelijke informatieplichten op basis van de zogenaamde informatieformulieren A of B.
Het Hof bevestigt – in een kernachtig en duidelijk arrest – dat het ontbreken van de “formulieren A of B”, waarnaar verwezen wordt onder artikel 5 van de Wet Pakketreizen, niet verhindert dat een pakketreisovereenkomst tot stand komt.
De stelling dat een reisovereenkomst nietig zou zijn of de reiziger er niet aan gebonden is, zoals de bodemrechter ( het Gentse Hof van Beroep ) voorhield, vindt immers geen steun in de wet.
De geviseerde bepaling vereist niet dat die informatie wordt verstrekt opdat (als noodzakelijke voorwaarde) een overeenkomst tot stand kan komen.
De sanctie die de reisorganisator (of doorverkoper), die het wettelijk standaardformulier niet hanteert, kan oplopen, is hoogstens de sanctie verbonden aan de schending van de precontractuele informatieplicht zelf, maar daarover diende het Hof van Cassatie zich niet uit te spreken.
De plicht tot verstrekking van de precontractuele informatie en de volledigheid ervan (op basis van de Wet Pakketreizen en het Wetboek Economisch Recht) laat dit arrest dus ongemoeid.
Die informatie moet ten laatste voor het tijdstip van de contractsluiting verstrekt worden, ook dat zegt het Hof van Cassatie klaar en duidelijk.
Voor meer inlichtingen en informatie rond dit onderwerp, kan u contact opnemen met mr. Jan Van Bellinghen. Het kantoor stond in de procedure ten gronde een reisorganisator bij, die alle nuttige en noodzakelijke informatie had verstrekt aan de reiziger, evenwel niet op basis van genoemde informatieformulieren