“In het leven bestaan twee zekerheden: iedereen gaat dood en een trainer wordt ontslagen”, aldus Aad De Mos.
Dat laatste hebben Frank Vercauteren (Anderlecht), Jess Thorup (AA Gent), László Bölöni (opnieuw AA Gent) en Hannes Wolf (KRC Genk) dit seizoen in de Belgische hoogste voetbalklasse – amper vijf speeldagen ver – aan den lijve mogen ondervinden.
Voetbaltrainers worden aan de deur gezet alsof het niets is; maar de club die de samenwerking met een trainer vroegtijdig stopzet, zal hiervoor wel een prijs moeten betalen.
Hoe hoog die prijs is hangt af van de duur van de overeenkomst en het loon van de trainer.
De ontslagregels voor voetbaltrainers (wiens jaarloon dat een bepaald bedrag (thans 10.612,00 euro) overschrijdt) zijn terug te vinden in de ‘Wet betreffende de arbeidsovereenkomst voor betaalde sportbeoefenaars’, in sportkringen beter gekend als “de wet van ‘78”.
Wanneer een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd – wat in de praktijk zo goed als nooit voor komt bij betaalde sportbeoefenaars – wordt beëindigd is er een vergoeding verschuldigd variërend tussen 3 maanden (voor een jaarloon lager dan 19.932,37 euro en vanaf het derde jaar van de overeenkomst) en 18 maanden (vanaf een jaarloon van 130.005,19 euro) loon.
Een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd – de duur mag niet meer dan vijf jaar bedragen – kan niet worden opgezegd.
De partij die de overeenkomst (zonder dringende reden) beëindigt vóór het verstrijken van de termijn, is aan de andere partij een vergoeding verschuldigd gelijk aan het bedrag van het tot het verstrijken van die termijn verschuldigd loon, zonder dat die vergoeding meer mag belopen dan het dubbel van de vergoeding die verschuldigd zou zijn in geval van beëindiging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd.
Een voetbaltrainer die door zijn club wordt ontslagen heeft dus recht op een opzegvergoeding gelijk aan zijn loon voor de resterende duur van de overeenkomst, met een maximum van 36 maanden.
Voor meer inlichten en informatie rond dit onderwerp, kan u contact opnemen met mr. Bram Nelis.