COVID-19 als beroepsziekte

11 mei 2020 | Bram Nelis | Arbeid & sociale zaken

Recent werd COVID-19 erkend als beroepsziekte.  Wij zetten kort uiteen wat dat juist inhoudt en wat de gevolgen daarvan kunnen zijn voor werknemer en werkgever.

Een beroepsziekte is – zoals het woord het zegt – een ziekte die wordt veroorzaakt door het uitoefenen van een beroep.

Elke ziekte kan een beroepsziekte zijn (open systeem). De werknemer zal niet enkel moeten bewijzen dat hij de ziekte heeft, maar ook het oorzakelijk verband tussen de ziekte en de blootstelling aan het beroepsrisico van deze ziekte, m.a.w. dat hij de ziekte heeft opgelopen door de uitoefening van zijn beroep.  Een zeer moeilijk te leveren bewijs, vermits een ziekte meestal niet wordt veroorzaakt door een plotse gebeurtenis (in tegenstelling tot een arbeidsongeval), en zich meestal pas later manifesteert.

Om tegemoet te komen aan deze bewijsmoeilijkheden wordt in België ook gewerkt met een lijst van beroepsziekten (lijstsysteem).  Wanneer een ziekte voorkomt op de lijst (“erkend wordt als beroepsziekte”) volstaat het dat de getroffen werknemer bewijst dat hij de ziekte heeft en dat hij gedurende zijn arbeid werd blootgesteld aan het beroepsrisico van die ziekte.  De werknemer moet dus niet bewijzen dat hij de ziekte heeft opgelopen door de uitoefening van zijn beroep.

COVID-19 als beroepsziekte

FEDRIS (het federaal agentschap voor beroepsrisico’s) heeft inmiddels bevestigd dat personen met COVID-19 die werkzaam zijn in de gezondheidszorg en die een ‘duidelijk verhoogd risico’ lopen om besmet te worden door het virus, in aanmerking komen voor schadeloosstelling wegens beroepsziekte.

FEDRIS aanvaardt momenteel een ‘duidelijk verhoogd’ risico voor:

  • Werknemers die bepaalde activiteiten uitvoeren:
    vervoer van besmette patiënten, bemannen van triageposten, staalafname of onderzoek van stalen.
  • Personeel werkzaam in ziekenhuizen en verzorgingsinstellingen:
    * in ziekenhuizen: op spoeddiensten en diensten voor intensieve zorgen, in de diensten voor longziekten en infectieziekten of in andere diensten waar patiënten met COVID-19 zijn opgenomen;
    * in andere ziekenhuisdiensten en in verzorgingsinstellingen: waar zich een uitbraak van COVID-19 heeft voorgedaan (minstens twee gevallen op maximum twee weken).

Bovengenoemde werknemers die besmet zouden geraken dienen dus niet te bewijzen dat zij besmet werden op het werk.

De erkenning als beroepsziekte heeft gevolgen voor werknemer en werkgever.

Werknemers met een beroepsziekte hebben recht op:

  • een vergoeding voor tijdelijke arbeidsongeschiktheid (90 procent van het gemiddelde dagbedrag), indien de arbeidsongeschiktheid minstens 15 dagen duurt; dit bedrag wordt verminderd met het gewaarborgd loon.
  • de terugbetaling van het persoonlijk aandeel van de kosten voor geneeskundige verzorging.
  • een vergoeding voor (eventuele) blijvende arbeidsongeschiktheid.

Indien een werknemer overlijdt aan de beroepsziekte, kunnen de nabestaanden (echtgenoten of wettelijk samenwonenden en kinderen) aanspraak maken op bepaalde vergoedingen, zoals een percentage van het basisloon als jaarlijkse vergoeding en een vergoeding voor de begrafeniskosten.

 

De werkgever wiens werknemer ingevolge de beroepsziekte COVIC-19 aanspraak kan maken op een vergoeding wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid, heeft recht op terugbetaling door FEDRIS van het gewaarborgd loon dat aan de werknemer werd betaald.

 

Voor meer inlichten en informatie rond dit onderwerp, kan u contact opnemen met mr. Bram Nelis.

Terug naar overzicht

Tillid advocaten gebruikt cookies om uw surfervaring gemakkelijker te maken en voor analysedoeleinden.  Door verder gebruik te maken van deze website gaat u hiermee akkoord.

Meer info