Reeds sedert de Wet van 1 februari 2016 werd voyeurisme strafbaar gesteld door art. 371/1 van het Strafwetboek waarbij werd tegemoet gekomen aan een grote leemte in de toen geldende wetgeving.
In concreto werden de volgende feiten strafbaar gesteld met een gevangenisstraf van 6 maanden tot 5 jaar (en met zwaardere straffen in geval het slachtoffer minderjarig is):
- Het (doen) observeren of het maken van beeld- of geluidsopnames van een persoon, rechtstreeks of door middel van een (technisch) hulpmiddel, zonder diens toestemming of buiten diens medeweten, terwijl hij is ontbloot of een expliciete seksuele daad stelt, terwijl de betrokken persoon zich in een omstandigheid bevindt waarin hij in redelijkheid kan verwachten dat zijn persoonlijke levenssfeer niet wordt geschonden.
- Het tonen, toegankelijk maken of verspreiden van beelden of een beeld- of geluidsopname van een ontblote persoon of een persoon die een expliciete seksuele daad stelt, zonder diens toestemming of buiten diens medeweten, ook al heeft die persoon ingestemd met het maken ervan.
De strafbaarstelling was ook absoluut noodzakelijk geworden in een evoluerende maatschappij, waarbij een fenomeen als ‘sexting’ vaak voorkomend is, waar t.g.v. het gebruik van smartphones sneller pikante foto’s worden genomen, zonder dat de persoon die op de beelden staat de controle kan behouden over de verspreiding van deze beelden.
Bij Wet van 4 mei 2020 ter bestrijding van de niet-consensuele verspreiding van seksueel getinte beelden en opnames, werd de regelgeving geactualiseerd en verstrengd teneinde slachtoffers beter te beschermen.
Vooreerst wordt in een strengere straf voorzien wanneer het tonen, toegankelijk maken of verspreiden van dergelijke beelden of opnames gebeurt met kwaadwillig opzet (bv. wraakporno) of uit winstbejag. (art. 371/2 Sw.: een gevangenisstraf van een tot vijf jaar en een geldboete van 200 euro tot 10.000 euro).
De strafbaarstelling ‘op zich’ zal de gevolgen voor een slachtoffer niet beperken. Een slachtoffer zal in concreto een strafklacht moeten neerleggen en zal vanaf dan in zekere zin lijdzaam moeten afwachten welke initiatieven de procureur des konings zal nemen. Ook al kan de procureur des konings bevelen geven om de verspreiding tegen te gaan, en wordt de weigering hieraan medewerking te verlenen eveneens strafbaar gesteld, dan nog bestaat er een reëel risico dat dit niet snel genoeg gaat.
Teneinde aan dit risico tegemoet te komen kan een slachtoffer ook zelf initiatief nemen om de beelden of opnames uit circulatie te laten nemen door een procedure te starten voor de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg, dit overeenkomstig art. 584, 5e lid, °7 Ger.W., die kan bevelen aan de verspreider, of als tussenpersoon optredende dienstverlener (bv. provider) dat alle passende middelen worden aangewend dergelijke beelden weg te halen of ontoegankelijk te maken binnen de 6 uur na de betekening van de beschikking.
In het voordeel van het slachtoffer wordt in dit kader eveneens voorzien in een vermoeden van ‘volstrekte noodzakelijkheid’ en wordt elke verspreiding geacht niet-consensueel te zijn, tot bewijs van het tegendeel. Het slachtoffer dient derhalve niet het bewijs van het gebrek aan toestemming te geven en dient ook niet te dagvaarden in kort geding, gezien t.g.v. het vermoeden van ‘volstrekte noodzakelijkheid’ de Voorzitter kan worden gevat op eenzijdig verzoek.
De Wet van 4 mei 2020 tracht derhalve tegemoet te komen aan de nood om binnen een zeer korte tijd actie te ondernemen tegen ongewenste verspreidingen van seksueel getinte beelden in functie van de razendsnelle verspreiding van beeldmateriaal via o.a. het internet.
Dit wetgevend initiatief zal niet volstaan om de schade van een slachtoffer volledig uit te sluiten gezien de snelheid van digitale verspreidingen, maar anderzijds is het wel toe te juichen dat uitdrukkelijk werd voorzien in actiemogelijkheden voor slachtoffers die initiatief kunnen nemen en niet langer een afwachtende houding moeten aannemen.
Voor meer inlichtingen en informatie rond dit onderwerp, kan u contact opnemen met Mr. Nick Paeleman.